Urker Klederdracht
De traditionele Urker visserskleding wordt in het dagelijks leven niet meer gedragen. Honderden jongere Urkers hebben nog wel een eigen ‘pak’ in de kast hangen, maar dat komt alleen tevoorschijn op hoogtijdagen zoals Pinksteren.
Het Urker Mannenkoor “Hallelujah” levert een belangrijke bijdrage aan het instandhouden van de mooie klederdracht. Het Urker pak is vanouds het ‘koorkostuum’. Het maken van de dracht is een ambacht, dat een klein aantal vrouwen uit het dorp nog beheerst. Ook de gouden en zilveren sierraden en de schoenen worden speciaal voor Urk gemaakt.
Het zwart gekleurde Urker mannenpak doet denken aan de zeventiende-eeuwse Hollandse zeemans-dracht. Daar is het dan ook nauw aan verwant. De wijde geplooide broek, uiterst praktisch op zee, reikt tot net onder de knie. De broeksband sluit met twee grote, bolle zilveren knopen die door een schakel aan elkaar verbonden zijn. Deze broekstukken zijn versierd met bijbelse voorstellingen. Het kraagloze jasje (rökkien in de Urker taal) staat van boven wat open, waardoor het fraaie rood-wit gestreepte boadjen zichtbaar is. Op dit baadje is een beffe van rode baai genaaid, die met twee gouden keelknopen wordt gesloten.
Om de hals draagt de Urker man een opgerold zijden doekien waaraan een gouden ring, vanouds de trouwring, is geschoven. Meestal is het doekien in de nek versierd met een gouden speld, die verschillende vormen kan hebben, bijvoorbeeld een visje, een anker of een scheepje.
De opengewerkte gebreide koesen reiken tot de knie en worden door een echte Urker opgehouden met de broeksband van de blauwe tussenbroek. Die tussenbroek geeft ook de typische uitstaande vorm aan de Urker (boven)broek. De lage instapschoenen zijn gemaakt van zwart leer, van binnen van rood leer. Ze worden gesloten met een strikje.
Op zijn hoofd tenslotte draagt de Urker de karrepoes (karpoets), een antieke zeemansmuts die vroeger van lamsbont werd gemaakt, of het viltjen, een lage zwarte hoed. Als het koor zingt, gaat het hoofddeksel uiteraard af.